HET BALKON. Vrijblijvend
Frank Albers
31/01/2002
,,Toen mijn dochter dertien jaar oud werd, besefte ik plotseling dat zij geen enkele vorm van
godsdienstonderwijs had gekregen,'' aldus de Franse filosoof en publicist Roger-Pol Droit op de
achterflap van zijn dunne boekje Les religions expliquées a ma fille (in het Nederlands bij
uitgeverij Atlas verschenen als De religies uitgelegd aan mijn dochter ).
,,Tot mijn verbazing had ze geen flauw benul van de meest elementaire basisbegrippen. De bijbel,
God, de koran, het begrip 'heiligheid', het zei haar allemaal niets. Ook het verschijnsel
godsdienst zelf, datgene waarin godsdiensten één zijn, datgene waardoor ze onderling verschillen;
nooit had iemand het haar duidelijk uitgelegd. Terwijl dat soort basisbegrippen onmisbare kennis
zijn.''
Ik ben bang dat het mijn dochter niet anders zal vergaan. Ze is nu bijna negen jaar, en die tijd
heeft ze meestendeels in een behoorlijk goddeloze omgeving doorgebracht. Ze loopt school op een
atheneum waar, gek genoeg, de meerderheid van de leerlingen godsdienst volgt. Zij niet. Zij volgt
zedenleer - omdat haar ouders dat zo hebben beslist, uiteraard, al heeft ze zich die keuze
inmiddels ook wel eigen gemaakt, denk ik. Ze heeft het soms nogal minachtend over ,,die van
godsdienst''. (Zou mijn dochter geïndoctrineerd worden? ) Buiten de school komt ze ook nauwelijks
in aanraking met godsdienstige tekens, verhalen, gebruiken, overtuigingen. Ze zal dus op haar
dertiende net zo onwetend zijn als de dochter van Roger-Pol Droit. Toch zou ik voor haar een ander
soort boekje schrijven dan Droit.
De Franse filosoof legt zijn dochter helder, geduldig en in eenvoudige woorden de elementaire
geschiedenis en kenmerken van de voornaamste godsdiensten uit. Hij vertelt haar wat het verschil is
tussen agnosticisme en atheïsme, tussen het heilige en het profane, tussen fanatisme en
verdraagzaamheid, tussen katholieken en protestanten, tussen polytheïsme en monotheïsme. Hij
verduidelijkt de kern van de drie grote boekreligies (jodendom, christendom en islam), vertelt wat
over de Veda's en over Gautama (beter bekend als Boeddha), en zelfs over de religie van de bahai's
(waar ik nog nooit van had gehoord), wat een soort esperanto-religie blijkt te zijn die beweert dat
,,alle religies een en hetzelfde ideaal nastreven'', namelijk ,,rechtvaardigheid, broederschap en
respect voor het individu''. Die bahai's toch.
Gebrek aan respect kun je Droits voorstelling van zaken zeker niet verwijten. En dat is nu net het
probleem: Droit legt het soms wat té keurig en afstandelijk uit. Zo vertelt hij zijn dochter niets
over de schandelijke manier waarop vrouwen in het christendom en de islam worden gediscrimineerd,
iets wat ik mijn dochter in een gesprek over godsdiensten toch niet zou onthouden. Soms is het
antwoord van de vader ook gewoon onbevredigend. Wanneer zijn dochter hem vraagt wat je moet doen
,,als andere mensen niet willen respecteren wat jij gelooft, als ze denken dat zij gelijk hebben en
ze hun geloof aan jou willen opdringen'', antwoordt Droit: ,,De enige oplossing lijkt me dat we een
sfeer van verdraagzaamheid zien te scheppen, dat wil zeggen dat iedereen verzekerd is van een
werkelijke vrijheid van meningsuiting en een werkelijke geloofsvrijheid.'' Dat is er helemaal
náást. De dochter vroeg namelijk wat je moet doen wanneer die ,,sfeer van verdraagzaamheid''
ontbréékt, wanneer je juist niet verzekerd bent van werkelijke geloofsvrijheid. De vader-filosoof
antwoordt naast de kwestie. Je kunt zeloten en fanatici immers niet bestrijden met verheven
pleidooien voor verdraagzaamheid, aangezien het wezen van zeloten en fanatici nu eenmaal is dat ze
aan verdraagzaamheid geen boodschap hebben. Elders houdt Droit zijn dochter voor: ,,Elk geloof dat
door een groep mensen wordt aangehangen, hoor je, vooropgesteld dat het niet gevaarlijk of
schadelijk is, te respecteren, ook als je er zelf niets in ziet.''
Dit is een typische uitlating van een hedendaagse westerse intellectueel, voor wie godsdienst in
feite geen enkele urgentie meer heeft. De meeste westerse intellectuelen vandaag zijn door het
socialisme of door het liberalisme geïnspireerde humanisten, voor wie godsdienstige vraagstukken
dode materie zijn. Uit niets in zijn boekje blijkt dat Droit een van de door hem beschreven
godsdiensten zelf aanhangt. Ik denk dat hij dus een van deze westerse intellectuelen is, agnostisch
of misschien atheïstisch, die godsdienst eigenlijk nog slechts als iets decoratiefs beschouwen.
Kenmerkend voor zulke intellectuelen is dat ze discussies over godsdienst vaak trachten te
ontzenuwen met een zeer formeel pleidooi voor tolerantie. Dat is precies wat Droit hier doet. Hij
bepleit een principieel respect voor diverse geloofsovertuigingen, zolang die overtuigingen niet
gevaarlijk of schadelijk zijn. Einde antwoord. Maar daar begint het debat pas!
Voorbeeld: het creationisme. Is het creationisme gevaarlijk? Niet zoals een B-52 gevaarlijk is,
maar wel in de zin dat het historische aberraties verkondigt en dus misleidend is. Impliceert het
recht op vrij onderwijs dat mensen het recht hebben scholen op te richten waar in de lessen
godsdienst-geschiedenis het creationisme wordt verkondigd als de Waarheid? En als je dit toestaat
onder het mom van het recht op vrijheid van onderwijs, wat is dan de volgende stap? Hoe ver ga je
in het diversifiëren van maatschappelijke structuren en instellingen op basis van religieuze
overtuigingen? En wie beslist dat? En moet een staat dat allemaal subsidiëren?
Dáárover moeten filosofische vaders hun onwetende dochters leren nadenken! De tolerantie die in
geschriften als deze wordt betoond, is mij te makkelijk, te vrijblijvend. Waarom zou je niet
tolerant zijn tegenover iets wat in jouw persoonlijke en intellectuele leven allang geen rol van
betekenis meer speelt? Droit onderricht zijn dochter over godsdienst zoals een zachtmoedige
vegetariër haar een slagerij zou uitleggen. Het kan hem eigenlijk niet schelen. Ze moet er wat van
af weten, vindt Droit, omdat ze anders vele van haar medemensen in de multiculturele maatschappij
niet zal kunnen begrijpen. Ook een groot stuk kunstgeschiedenis zal anders voor haar ontoegankelijk
blijven: ,,Ieder mens krijgt in zijn leven te maken met het essentiële gegeven dat godsdienst heet.
Wie hierover niet aan zijn kinderen vertelt, ontneemt hun de kans kennis te maken met de grootste
schatten die de menselijke geest heeft voortgebracht.'' Een beetje overdreven misschien, maar zeker
niet onwaar.
Droit zegt ook nog dat godsdienst des mensen is, en dus wel altijd zal blijven bestaan, weze het in
wisselende vormen en gedaanten. Of zijn dochter in een godsdienst wil geloven, kan alleen zijzelf
uitmaken, aldus Droit. Allemaal heel ruimdenkend en verdraagzaam, maar ik zou mijn dochter in zo'n
boekje toch een beetje nadrukkelijker uitleggen waarom ik een agnostische levenshouding wel
degelijk verkieslijker vind dan welke godsdienst ook. Waarom ik met name de grote
bekeringsgodsdiensten (christendom, islam) aanmatigend en altijd gevaarlijk vind -- wat ook weer
niet betekent dat elke aanhanger ervan een kwezel of een terrorist zou zijn. Waarom ik de nabijheid
van wie in een of ander hiernamaals gelooft bijna fysiek ondraaglijk vind (omdat zijn of haar
vertrouwen in iets na de dood mijn chronische besef van sterfelijkheid beledigt). Waarom ik mijn
privéleven onmogelijk met een heftig godsdienstige vrouw zou kunnen delen (omdat ze mij volkomen
vreemd zou zijn, al waren onze DNA-strengen identiek). Waarom ik het zowel moreel als politiek
wenselijker vind dat een mens probeert binnen de grenzen van zijn zwakten en zijn onzekerheden te
leven, zonder al te veel trucage, zonder de trompe-l'oeil van een hemel, zonder zich vast te
klampen aan onzichtbare leuningen, zonder de steunzolen van een of ander transcendent geloof.
©Copyright 2002, De Standaard
|